Iedere werknemer heeft recht op vakantiegeld. Hoewel doorgaans over vakantiegeld of vakantietoeslag wordt gesproken, heeft de wet het over ‘vakantiebijslag’. Hierover bestaan veel misverstanden, waarvan we er vijf uitlichten.
1 Altijd in mei
Meestal wordt vakantiegeld in mei (of juni) uitbetaald. De werkgever mag er echter voor kiezen om het vakantiegeld op een ander moment of zelfs maandelijks uit te keren, maar het vakantiegeld moet ten minste één keer en wel uiterlijk in juni zijn uitgekeerd.
2 Vervalt bij ontslag
Vakantiegeld vervalt niet als een werknemer een nieuwe baan aanvaard of wordt ontslagen. Het nog niet uitbetaalde vakantiegeld dat men heeft opgebouwd in de maanden voor het ontslag, krijgt de werknemer uitbetaald bij de eindafrekening. Dit geldt ook bij onvrijwillig ontslag.
3 Opgebouwd over loon in contract
Vakantiegeld wordt niet opgebouwd over het loon dat staat vermeld in de arbeidsovereenkomst, maar over het daadwerkelijk ontvangen brutoloon. Als men bijvoorbeeld maar 70% brutoloon heeft ontvangen omdat de werknemer ziek was, wordt er ook maar 70% vakantiegeld opgebouwd over die periode.
Daarnaast vallen uitbetalingen die niet direct betrekking hebben op het reguliere dienstverband buiten beschouwing bij het berekenen van het vakantiegeld. Voorbeelden hiervan zijn winstuitkering en onkostenvergoedingen.
4 Altijd 8%
Vakantiegeld is tenminste 8% van het loon. Sommige cao’s bieden echter meer dan het wettelijk minimum van 8%. Indien een werknemer meer dan driemaal het minimumloon verdient, dan is een werkgever niet verplicht om over het loon boven driemaal het minimumloon nog vakantiegeld te betalen.
5 Geen opbouw bij ziekte
Ook zieke werknemers bouwen vakantiegeld op. Zolang een werknemer recht heeft op loon (ook al is dit een lager loon, zoals doorgaans bij ziekte), heeft hij ook recht op opbouw van vakantiegeld.